in het trappenhuis van de nacht
is de wind gaan liggen
laaghangende bewolking
trekt door onze hoofden
achter het vlees schuilt
een afschuwelijke kracht
trilling, straling, overdracht
aroma van grenzen
luistert nauw onder het puin
zenuwinzinking, bloeduitstorting
vreugdevuren schieten vonken
klompen maken het complot compleet
liefde mistig op secundaire wegen
sta op en wandel, draai een pirouette
tussen blauwe lippen zweven veranda’s
oplichtende horizon, tovenaar, magiƫr, heilige
muren tussen winterse gezichten
karakter taal spankracht, diafragma
angstloosheid als grote deugd
varen wij op de gelukzalige eilanden aan.
Joera